Bijzonder gecharmeerd ben ik van deze tentoonstelling, de 'Dieren van Jeroen Bosch' in het Natuurmuseum Brabant. In een verstilde dans linksom gaan de dieren uit zijn schilderijen langzaam achter elkaar aan, volgen ze elkaar in vaste regelmaat als een draaimolen in vrijloop. Hier lopen alle aspecten van het leven door elkaar, hier komen ze samen. De werkelijkheid (de opgezette dieren, ooit levende dieren), de gemodificeerde halfwerkelijkheid (de gemuteerde dieren van Nisje Kraijenhoff) en de gefantaseerde onwerkelijkheid (de vreemde vogels van Sjon Brands). Hier ontmoeten leven en dood elkaar, de vos die een vos lijkt maar het niet is. Het was een vos, maar na zijn dood heeft de mens er iets anders van gemaakt, iets wat een vos verbeeldt. Mais ceci n'est pas un renard!
Hij is uiterst aaibaar, de vos, maar het blijft een levenloos preparaat dat me aanstaart. En toch ontroert hij mij. Ben ik als moderne mens zo ver van mezelf vervreemd dat ik meer om deze fraai gekunstelde beelden geef dan om echte wezens? Onbedoeld is deze tentoonstelling een bijna snijdend commentaar op hypocrisie in onze samenleving, op de schijnwereldjes van tv, sociale media, reclame, porno en kunst. Ware het niet dat deze expositie zó mooi is, dat ik er niet aan ontkom dat deze 'dode' materie mijn hart raakt. Kan ik niet beter naar het leven buiten gaan kijken, naar de springende mussen in het park?
Want hier zie ik lieve en levende mensen vluchtig langs deze lieve doch dode dieren lopen, vluchtig langs levenloze reproducties van een vijfhonderd jaar geleden gestorven schilder gaan, om zich vervolgens volledig te laven aan de verklarende teksten die ernaast staan. Ach arm, het hoofd moet blijkbaar weer gevoed worden, als troost, als vulling voor een ziel die zich verveelt. Waar blijven onze ogen? Zijn die niet gemaakt om te zien, om zelf waar te nemen, om meer te ontdekken dan door anderen geformuleerde dode tekst? Waar blijven onze handen, zijn die niet gemaakt om te voelen, om te betasten, om elkaar te strelen? Niet aanraken staat er. Je waant je ongewild in gemummificeerde omgeving, een glorieus eerbetoon aan iets wat er niet meer is. Juist dáár waar deze Danse Mourisque van opgezet leven vloekt met ons alledaagse bestaan, juist dáár waar een bruisende 'Tuin der Lusten' schreeuwt om aanraakbaarheid, om nabijheid, om liefde?
Het is een museum, weet ik, en geen sprankelend bordeel. Daar kan ik vrede mee hebben, ik ben niet naar het Natuurmuseum Brabant getogen voor een hartstochtelijke vrijpartij die mijn leven van voor tot achter overhoop haalt. Naar zwelgen tussen dode dieren die mij van onder tot boven opnemen, die genadeloos volgen wat ik aan het doen ben. Ik ben, zoals velen, gekomen voor een soort van rust en veiligheid, die ons bestaan ontdoet van alle avontuur, die ons leven kapot maakt. Die ons reduceert tot kijkers, tot voyeurs van een leven waar we diep van binnen naar verlangen maar niet aandurven. Die opgezette vos is ongetwijfeld dat avontuur wél aangegaan, dat zie je aan hem, aan zijn mooie plastic ogen, maar hij heeft het hoogstwaarschijnlijk moeten afleggen tegen ruilverkaveling, bestrijdingsmiddelen en goedbedoeld natuurbeheer. God hebbe zijn ziel!
Antony Passer, 20 april 2016 |